derde gedicht

06-03-2014 11:45

Maar
Plotseling
Bont en klaar
Schijnen de lampen en stralen
Over de zaal
Hun schitterende, schetterende praal
Terwijl 't orkest,
Kranig en vast
Naar 't einde rennend,
Een razende dans inzet.

Zo is de verlossing
Uit d'onzekere stemming,
Gouden verlichting
Te allen kant.
Kennissen drukken elkaar de hand,
Damen knikken charmant,
Een kaalhoofdige heer groet
Met brede gebaren en zwaait de hoed.

Haastig,
Naarstig,
Bedrijvig,
IJverig
Komen de kellners gegaan,
Brengen verfrissingen aan.
Helder klinken
Rinkelingen
Der glazen.

Dan loopt over de zaal 't bevel
Van een nerveuze schel,
Het praten geheimzinnig vlucht,
Langs een wachtensmoeë lucht.
De toneellichten schijnen,
d'Andre in de zaal verkwijnen.
Het zwijgen wordt de éne stem
Van dit één hart in zonderlinge klem
Van angstig wachten.

Als door een lichte zucht bewuifd
Rilt de gordijn en schuift
Terzijde in mooie,
Zachte plooien.

Tred na tred,
Danseresjeswet,
Tred na tred,
Voetjes zet.

In licht op en neer
Gaan, en wederkeer
Van haar tullenkleed,
Danst het danseresje,
Music-Hall prinsesje,
Dat zovele listen weet.
Listen in 't glinsteren der ogen,
Kohl bestreken, twee zwarte bogen,
Die omkransen geheimenis en logen.
Listen met de voeten,
Eventjes de grond beraken moeten,
Dan weer leven, leven
In het even,
Trillend,
Rillend
Zweven
Van het tullenkleed.

Een oude heer kijkt
Scherp toe en ongeduldig.
Zijn blik wijkt
Van het toneel geen ogenblik.

—————

Terug